Wormdal-Rolduc (7,6 km).
Etappe 5 gaat van het Wormdal naar Rolduc. De route leidt door de prachtige natuur van het Wormdal, waarmee de Augustijner koorheren van de voormalige abdij Kloosterrade, huidig Rolduc, zo vertrouwd waren. Immers hier begonnen zij met de professionele exploitatie van de steenkolenmijnen in dit oudste kolenbekken van het vasteland van Europa. De Teuterhof is er een rustplek. Zo ook de “Alte Mühle”, waarvan de gedocumenteerde molengeschiedenis teruggaat tot het jaar 1568, het jaar van het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog. Tijdens de route passeren we ook Burg Wilhelmstein, een voormalige 13e eeuwse vesting van het vroegere Hertogdom Jülich, gebouwd op een vooruitstekende punt in het dal van de Worm. De moeite waard om te bekijken. Er is een enorme waterput, een openluchttheatertje en een restaurant. Nabij Wilhelmstein werd de Kloosterrader abt Balduinis Von Horpusch geboren. Hij was abt in de woelige tijd van de Tachtigjarige Oorlog, toen Kloosterrade enkele keren door brand geteisterd werd. In het Wormdal kwam op plaatsen in vroeger eeuwen de steenkool aan de oppervlakte en ook nu nog kunnen we dit zien. Tal van particuliere mijnschachtjes waren aan weerszijden van de Worm in dit gebied gebouwd. De eigenaar van de bovengrond had vóór de Franse Tijd alle rechten op de ondergrond en begon een eigen mijntje. De “Alte Furth”, die gepasseerd wordt, herinnert hieraan. De abdij Kloosterrade hield zich vanaf 1742 professioneel bezig met de steenkoolontginning. Rond 1775 had de abdij Kloosterrade vijf schachten in bedrijf en ongeveer 350 mijnwerkers in dienst. De abt was toen niet alleen geestelijk leider van een gerespecteerde abdij met parochies in de wijde omgeving, maar ook politiek leider onder meer als Heer van Kerkrade en Merkstein en voorzitter van de Staten van Limburg. En bovendien ook nog grootondernemer en de grootste werkgever. Op het toppunt van de macht kwam hieraan abrupt een einde door de komst van de Fransen in 1796, hetgeen ook het einde betekent van het “Eerste Rolduc”, de eeuwenlange periode van de abdij Kloosterrade met in totaal 39 abten op rij. Uit de verschillende mijntjes in het Wormdal ontstonden de Domaniale mijnen, zoals deze ontwikkeling sinds de Franse Tijd werd genoemd. De Domaniale Mijn van Kerkrade was de oudste steenkolenmijn van dit NederlandsDuitse kolenbekken. De klimpartijen tijdens de route door het Wormdal laten weten, dat we hier zitten in de uitloopgebieden van Eifel en Ardennen en het klauteren en zwoegen mag er herinneren aan de noeste arbeid, die de mijnwerkers hier vroeger hebben moeten verrichten. Op afstand zien we onderweg het plaatsje Maubach, dat evenals de andere kleine plaatsjes Pesch, Kohlberg en Strass, die we ook al op afstand passeerden, tot Nederlands gebied onder Kerkrade behoorde. Maar door het Congres van Wenen werd dit oude Land van Rode doormidden gesneden en kwam dit gebied in Pruisische handen. Over de as van de Nieuwstaat bij Kerkrade, die aangelegd was door de koorheren van Kloosterrade om de steenkool beter te kunnen vervoeren richting Aken, werd de nieuwe rijksgrens tussen het Verenigd Koninkrijk van Willem I en Pruisen getrokken. In de volksmond werden de mensen aan de ene kant “Pruisen” genoemd en aan de andere kant van Worm en Nieuwstraat “Holländer”. Bij het verlaten van de bossen van het Wormdal komen we uit in Herzogenrath, een plaatsnaam, die bepaald is door de hertogen van Limburg. Het werd het Rode van de hertog, nadat in het jaar 1136 de latere Hertog Hendrik II trouwde met kleindochter Mathilde van de Graaf van Saffenberg, die bijdragen had geleverd aan de ontginning van dit Land van Rode, dat rond de kerk van Rode, dat Kerkrade werd, ontstond door het rooien van bos en heidegebied. De Graaf van Saffenberg had op Burg Rode een bijslot. Zijn stamslot stond op de Saffenburg in het Ahrdal in Duitsland bij het wijnplaatsje Mayschoss. Kort voor 1100 was het gebied ten oosten van de Worm reeds in bezit gekomen van de hertog van Limburg. Hertog Hendrik I bezat de plaatsjes Afden, Ritzerfeld en Noppenberg als een vrijeigengoed, zoals dit blijkt uit de Annales Rodenses. Deze annalen zijn de oudste verhalende kloosterkroniek van de Lage Landen en vormen een voorname historische bron. Zij beschrijven op 22 perkamente vellen in middeleeuws latijn de periode van 1104 tot 1157 het ontstaan en de uitgroei van het klooster van Rode, de stichting van Ailbertus van Antoing, die van de Graaf van Saffenberg hiervoor de grond ter beschikking had gekregen. De naam Afden was de aanduiding van een bepaald soort moerassig gebied. Niet bekend is of de kerk van Afden er al stond, toen hertog Hendrik I dit gebied verwierf. In elk geval bezaten de hertogen het patronaatsrecht over de kerk. Zij konden telkens de pastoor aanstellen en verleenden hem en de kerk inkomsten. Toen Ailbertus in 1104 toestemming kreeg om in deze omgeving zijn klooster van Rode te stichten, stond de kerk er al. Tegen de zijgevel van de kerk, waar we aan voorbij gaan, zijn, dankzij heemkundige Theo Kutsch, twee plaquettes te zien. De rechter in Latijnse tekst is een plaquette ter ere van Simon Pieter Ernst en de linker in Duitse tekst ter ere van Johan Joseph Kruyder. Twee Kloosterrader kanunniken, die pastoor van Afden waren en die in de historie van Rolduc in de Franse Tijd en direct erna van groot belang zijn geweest. Bovendien schreef S.P. Ernst hier in Afden zijn bekende “L’Histoire de Limbourg”, de geschiedenis van Limburg ten tijde van de middeleeuwen. Ernst is geboren in NeerAubel in België. Zijn geboortehuis krijgen we op de verdere tocht van Rolduc terug naar Limbourg nog te zien. Kruyder komt uit HenriChapelle, dat we ook zullen aandoen. In Herzogenrath passeren we de Sankt Maria Himmelfahrtkirche, die eveneens door de abdij Kloosterrade van een pastoor werd voorzien. Na een stevige klim arriveren we bij de schutterslocatie van het St. Catharinagilde en voorbij de wijngaard, die door dat zelfde gilde in 1999 is aangelegd en wordt beheerd. Na eeuwen keerde daarmee de wijnbouw bij Rolduc terug.
Wandelend door het bos langs de vier vijvers, die gevoed worden door de zelfde bronnen die al voor Ailbertus mede reden waren om zich hier te vestigen. We naderen het einde van deze etappe op het voorplein van de voormalige abdij met zicht op de markante kerktoren.